Selecteer de taal

Helpoort (maquette in het midden)

In de oervorm van de laat middeleeuwse stadspoort is deze gekoppeld aan één of twee torens die halfrond voor de poortopening uitsteken. Torens zijn in een middeleeuwse vesting belangrijk omdat je vanaf zo´n toren goed het overzicht kunt houden over wat er buiten de stadsmuur en dus ook voor de stadspoort gebeurt. Vanaf de hoogte heb je ook een groter bereik met wapens die in die tijd in gebruik waren. De vooruitstekende torens hebben bovendien aan de zijkanten schietgaten zodat verdedigers het terrein vóór de muur en ook vóór de poort kunnen bestrijken met pijl en boog. Heb je zoals bij de Helpoort twee torens naast de doorgang, dan kun je de buitenzijde van die doorgang dus ook van twee kanten onder vuur nemen.

Maastricht Helpoort A SchaepkensDe stadspoort kan door middel van twee vleugeldeuren worden afgesloten. In een vesting gebeurde dat in vredestijd meestal in de loop van de avond. Dan was in- en uitgaand verkeer niet meer mogelijk tot de volgende ochtend. In één van de vleugeldeuren zat vaak nog een klein deurtje, het zogenaamde klinket. Afhankelijk van  de regels die het stadsbestuur hanteerde, konden voetgangers door het klinket wel nog enige tijd passeren totdat de poorten volledig werden gesloten. Was er dreigend onheil of lagen er vijandelijke troepen in de omgeving van de stad, dan bleven de poorten dag en nacht gesloten.

Om bij een dreigende situatie de poort snel te kunnen afsluiten was er een valhek, een uit traliewerk bestaande afsluiting die de poortwachter razendsnel van boven naar beneden kon laten komen. Dat was een voorziening die alleen in noodsituaties werd gebruikt.

Buiten de Helpoort stroomde oorspronkelijk een tak van het riviertje de Jeker dat als stadsgracht dienst deed. Dat betekent dat er buiten de poort een ophaalbrug was. Bij een aanval op de stad werd de brug opgehaald en was er nog een extra afsluiting van de poortopening.

Boven de poortdoorgang waren een aantal ruimtes en een zogenaamde mezenkouw of mezenkooi. Vanuit die uitbouw konden verdedigers door gaten in de vloer belagers van de poort letterlijk op hun kop zitten. Die ruimtes waren ook nodig voor het zogenaamde orgelwerk waarmee het valhek kon worden bediend. De kamers boven de poort werden in de Middeleeuwen vaak bewoond door de poortwachter, die er vanwege zijn functie soms ook met zijn gezin mocht wonen.

Jos Notermans

2 oktober 2021